zondag 8 november 2009

Voeding en depressies


Onze voeding
De afgelopen 50 jaar heeft onze voeding een ons eetpatroon een volledige ommezwaai gemaakt. Vroeger was voeding functioneel. Het leverde energie. Je at om te leven. Men at veel noten, granen en zaden. Tegenwoordig is dat anders. Laten we eens kijken naar de suikerinname. We hebben door de eeuwen heen nog nooit zo veel suiker gegeten als we nu doen. Voor de komst van suiker gebruikte men de sappen van vruchten en planten. Honing was een bekend zoetmiddel. In de middeleeuwen was suiker een zeer luxe artikel en vrijwel onbetaalbaar. Boeren haalden hun voeding van het land. Veel mensen hadden een groententuin. Waren er veel appels at je weken lang appelmoes, appeltaart of appelstroop. Men at volgens de seizoenen. Na de tweede wereldoorlog was snoep en koek nog steeds iets voor 'af en toe' en 'niet te veel'. De duimdrop, zoethout, stroopsoldaatjes of droppoeder waren een echte tractatie. Men at om te leven. Een inwoner van nederland at gemiddeld twee keer per dag brood, en één warme maaltijd. Behalve brood at men ook pap of pannenkoeken. Warme maaltijden bestonden voornamelijk uit stamppotten, of aardappels met groente en vlees. Soms kreeg je een toetje.






Naarmate men meer vrije tijd kreeg nam de behoefte aan 'tussendoortjes' toe. De mensen gingen minder werken, gingen dagjes uit en op vakantie! De wereld veranderde. In de jaren '60-'70 was er duidelijk een opmars. In de winkels kwamen mierzoete drankjes in de kleuren gifgroen, rood of groen. Er kwam steeds meer variatie in snoep en koek. Het was gemakkelijk meenemen uit de supermarkt. Dat ging veel sneller dan een appeltaart bakken! Was het voedsel vroeger heel puur (men maakte van basisprodukten als roomboter, bloem, rogge e.d. voedsel) de supermarktprodukten zaten vol kleur en geurstoffen, én de bekende E nummers. De consument wilde produkten die lang houdbaar waren, leuke kleuren hadden en goedkoop waren. Zo werd bijvoorbeeld jam van echt fruit vervangen door kleurstof met suiker en zelfgemaakte sauzen door zakjes. Rond 1970 kwam macdonalds naar Nederland. In het begin sprak men er schande van, maar al gauw gingen ouders overstag 'want een kind uit de klas viert er zijn feestje'. Vaak onder invloed van de kinderen ging men hier eten. Deze kinderen werden groot en waren gewend aan de 'snelle hap'. Het werd normaal dat je af en toe eten ging halen bij de chinees of de frietzaak.
In de jaren 90 werd het tussendoor eten gestimuleerd door de reclame. Kreeg je in de jaren 70 en 80 een liga mee naar school, nu kon je kiezen uit tientallen soorten. De reclame wilde doen voorkomen dat het heel normaal was om tussendoor te 'snacken'. Hoewel gezond eten om de paar uur goed is, is snacken dat niet. Deze 'snacks' bevatten veel suiker, zout en vet. Suiker en vet zijn stoffen die verslavend werken. Dit is een garantie voor de fabrikant dat je het blijft kopen! Ook kwam het jachtige leven in opmars. Man en vrouw gingen samen werken. De kinderen naar het kinderdagverblijf. Snel na het werk kinderen halen, even gauw naar de supermarkt. Je hebt geen energie meer om te koken. De vraag naar een snel te bereiden voedsel nam toe. De tijd van sudderlapjes, zelfgemaakt appelmoes was voorbij. De magnetron was vaak het middelpunt van de keuken.
Momenteel is het de trend om weer bewuster te gaan eten. Men gaat weer naar natuurvoedingswinkels om de pure smaak van vroeger weer te beleven. De afgelopen jaren zijn ontzettend veel mensen allergisch geworden voor additieven. Additieven worden aan de voeding toegevoegd om het uiterlijk te veranderen of de houdbaarheidsdatum. Denk aan kleur-geur, zoetstoffen, maar ook glans en antiklontermiddelen. Je ziet ook dat onthaasten populair wordt. Mensen willen weer een lekkere maaltijd en nemen de tijd om in de keuken te staan.


Biologisch voedsel
Biologisch voedsel bevat geen kleur, geur en smaakstoffen. Dit merk je als je bijvoorbeeld een pot jam koopt. Deze zal na korte tijd schimmel bevatten. Dit is normaal. Het is niet normaal dat je een pot jam (niet biologisch) maanden in de ijskast kan laten staan. Dat dit kan komt door middelen die zijn toegevoegd om de jam langer houdbaar te maken. Hieronder zie je een lijstje met dit soort middelen.
E nummers zijn gerangschikt in volgorde






E100-199 zijn kleurstoffen






E 200-299 zijn conserveermiddelen






E 300-399 zijn antioxidanten






E 400-499 zijn emulgatoren






E 500-599 zijn Diverse additieven






E 600-699 zijn smaakversterkers






E700-799 zijn conserveermiddelen






E900-999 zijn antischuimmiddelen, deegverbeteraars, zoetstoffen en glansmiddelen






E 1400-1499 zijn gemodificeerde zetmelen


Over de rol van zoetstoffen is ook veel discussie. Het blijft een feit dat zoetstoffen lichaamsvreemd blijven. De resultaten op langere termijn zijn niet bekend. Het is nooit aangetoond dat je door zoetstoffen af zou vallen. Kinderen zijn erg gevoelig voor dit soort middelen en ik zou persoonlijk nooit een kind zoetstof geven. Een site waar veel te lezen is over zoetstof en met name aspartaam kun je hier vinden.
Verkeerde voeding maakt ons gek?
Volgens Joseph Hibbeln, die als arts en onderzoeker verbonden is aan het ‘National Institute of Health’, verandert de moderne industrieel geproduceerde voeding de architectuur en het functioneren van onze hersenen. Stemmingsproblemen en agressiviteit zouden daarvan het gevolg zijn. Een groot deel van de Westerlingen lijdt aan fundamentele tekorten van noodzakelijke voedingsstoffen. Hij doelt vooral op een tekort aan essentiële vetten, die nodig zijn voor een goede werking van de hersenen. Dit tekort leidt tot mentale problemen, zoals depressie en agressie. Hibbeln is van overtuigd dat junkfood ons ‘gek’ en agressief maakt.




Jamie oliver strijdt voor gezonde voeding op Engelse scholen




De beroemde Britse tv-kok Jamie Oliver zal het graag horen: kinderen die op school gezonde maaltijden krijgen voorgeschoteld, zo meldt de Observer, zien hun resultaten spectaculair verbeteren. Dat gezond voedsel, bijvoorbeeld eten dat rijk is aan omega 3, de hersenen van opgroeiende kinderen deugd doet, is al eerder vastgesteld. Nu wordt het opnieuw bevestigd door onderzoekers in het Engelse Hull, een stad met een relatief hoog aantal zwaarlijvige mensen onder zijn bevolking


Voeding heeft invloed op het gedrag
In Engeland is het onderzoek allang afgerond en de regering allang overtuigd. In Nederland doen we het (sceptisch?) nog een keer over. Ik heb het over het gevangenisproject. Een afdeling jeugdige boefjes krijgt het eerste half jaar van 2006 goede voeding, supplementen en goede vetten voorgeschoteld. De uitkomst is voorspelbaar als we even naar Engeland kijken: de agressie wordt stukken minder en er is een enorm verschil in gedrag en depressie waarneembaar. Daarom betrek ik voeding in het behandelplan. Hieronder een interessant stuk over soortgelijk onderzoek opgezet door criminoloog Schoenthaler uit Amerika.
Delinquenten verruilen patat voor gezonde kost


'Delinquenten verruilen hun patat voor vitamine rijke kost en veranderen binnen tien maanden in aardige jongens. En haring voorkomt depressies en seniliteit. Je draait door.' dat kreeg criminoloog Stephen J. Schoenthaler te horen toen hij in 1980 wilde onderzoeken of het gedrag van gevangenen misschien zou ver beteren als hun menu werd aangepast. Schoenthaler was gefascineerd door drie statistische curves: het aantal gevallen van zinloos geweld, de omzet van de fastfood industrie en de suikerconsumptie. Alledrie vertoonden indertijd alpiene trekjes. Zijn 'buikgevoel' en zijn schoonmoeder fluisterden hem in dat er wel eens een verband zou kunnen zijn. Ondanks de kritiek van collega's zette Schoenthaler door. Hij vond een gedreven bondgenoot in de directeur van een grote gevangenis in Virginia. Binnen enkele weken timmerden ze een ambitieus onderzoek in elkaar. Eerst zouden ze de gevangenen zes maanden volgen met het gebruikelijke menu van witbrood, hamburgers, worst, patat, ijsbergsla, koeken, milkshakes, zoete snacks en frisdrank. Vervolgens zouden de gedetineerden tien maanden worden 'afgeknepen' op een dieet van volkorenbrood, aardappelen, vlees, vis, groente en fruit, zonder gefrituurde waren en suiker. Daarna zou weer een periode volgen van zes maanden traditionele gevangeniskost. De resultaten waren - niet in de laatste plaats voor de gevangenen zelf - overweldigend. In de aardappelen-groente-vlees fase kelderde hun antisociale gedrag, om na herinvoering van hotdogs en koekjes weer voluit terug te keren. Het nieuws verspreidde zich snel en Schoenthaler werd een graag geziene gast in het gevangeniswezen. In tien jaar tijd onderwierp hij 8076 gedetineerden aan voedingsexperimenten. Zowel het schrappen van kristalsuiker als het opkrikken van de dagelijkse hoeveelheid vitamines en mineralen leidde consequent tot een afname van het aantal overtredingen, fysieke en verbale geweldsuitingen, uitbraak- en zelfmoordpogingen en tot een verbetering van de stemming. Recidivisten leverden 86 procent minder streken, drugsverslaafden 72 procent. Sommige inrichtingen besloten op de ingeslagen weg door te gaan. Maar in de loop der tijd ging het merendeel toch weer overstag voor Coca-Cola en McDonald's. Schoenthalers nieuwsgierigheid was nog niet bevredigd. Hij vroeg zich af of ook recalcitrante schoolkinderen te beïnvloeden waren met voeding. Om meer duidelijkheid te krijgen zette hij in 1999 een studie op onder 468 zes- tot twaalf jarige leerlingen van een basisschool in Phoenix, Arizona. Deze school hield sinds jaar en dag het gedrag bij van elk kind. Omdat de kinderen niet op school aten maar bij hun ouders, besloot Schoenthaler te werken met een voedingssupplement. Vier maanden lang kregen de kinderen dagelijks ofwel een vitaminepilletje ofwel een placebo. Het effect van de vitamines - de helft van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid - was enorm. Het aantal 'disciplinaire maatregelen' tegen veertig notoire onruststokers die een vitaminepil kregen, daalde met bijna vijftig procent. De kinderen gedroegen zich minder agressief, waren minder vernielzuchtig, hadden meer respect voor hun onderwijzers, werden co–peratiever en konden zich beter concentreren. Als bijwerking gingen hun leerprestaties vooruit. Ook bleek het IQ van alle leerlingen die vitamines hadden geslikt - dus ook dat van de 'rustige' kinderen - iets omhoog te zijn gegaan. "Het is naïef om te denken dat onvolwaardige voeding uitsluitend negatieve gevolgen heeft voor ons lichamelijk functioneren", zegt arts Melvin Werbach, die een groot aantal studies naar de relatie voeding-gedrag op een rij zette. "Het brein is ook een orgaan. Net als bijvoorbeeld de nieren, de ogen en het hart is het gevoelig voor een tekort aan voedingsstoffen. Met hersenscans zijn relaties gevonden tussen bijvoorbeeld de hoeveelheid magnesium in het bloed en het functioneren van een deel van het brein waar moraal, geweten en driftbeheersing zetelen. Schoenthaler en collega's hebben nu laten zien dat het op peil brengen van zulke spiegels tot gedragsverbetering kan leiden." Veel artsen menen dat het in het Westen onmogelijk is te weinig vitamines en mineralen binnen te krijgen, ongeacht de eetgewoonten. Maar de consumptie van groente en fruit daalt nog steeds. Patat, hamburgers, milkshakes, chips en cola verdringen de Hollandse pot. Welbach: "Een duidelijk zichtbaar gevolg van die ontsporing is dat we alsmaar vetter worden en op ons dertigste botontkalking en ouderdomssuiker ontwikkelen. De an dere ramp voltrekt zich in het geniep: tussen de oren. We worden depressief, agressief of krijgen adhd. Voor het merendeel van de kinderen in Schoenthalers experiment geldt dat ze goed in hun vel zouden zitten als ze normaal zouden eten. Ook zonder een dagelijks vitaminepilletje. Wat aten Nederlanders vlak na de oorlog? Boerenkool met worst? Spruitjes? Draadjesvlees? Perfect! Geef de jeugd van tegenwoordig regelmatig boerenkool met worst en het leven wordt een stuk aangenamer." Hoe ongebalanceerde voeding precies tot biochemische verstoringen in de hersenen leidt en hoe die verstoring te corrigeren valt met vitamines of mine ralen, is slechts ten dele opgehelderd. Wie in de stoffige archieven van de medische bibliotheek duikt, vindt in een eeuw documentatie tientallen verbanden en theorieÎn, maar nauwelijks verklaringen. Antisociaal gedrag lijkt samen te hangen met een overdadige consumptie van suiker en witmeel en een gebrek aan foliumzuur, thiamine (vitamine B1) en de mineralen ijzer, selenium en magnesium. Hetzelfde geldt voor depressies, paniekstoornissen en hyperactiviteit. Maar veel meer is niet bekend. Duidelijker is de rol die de zogeheten omega-3 vetzuren spelen in het functioneren van de hersenen. Deze vetzuren zitten in groene groente, in bepaalde algen, maar vooral in vette vis. Talloze studies, waaronder een recent Rotterdams onderzoek, suggereren dat een harinkje helpt voorkomen dat we voortijdig depressief en seniel achter de geraniums belanden. Omega-3 vetzuren spelen een cruciale rol bij de signaaloverdracht in de hersenen. Bij een tekort kan er van alles misgaan in die witgrijze telecomcentrale. "De minie me hoeveelheid omega-3 vetzuren in het westerse menu leidt aantoonbaar tot stoornissen in de productie van boodschapperstoffen als serotonine en dopamine", zegt neuropsychiater Emanuel Severus van de Universiteit van Berlijn. En de Zweedse patholoog Tom Saldeen: "In de Noord-Europese landen is de inname van omega-3 vetzuren in de afgelopen tachtig jaar met tachtig procent gedaald. Dat heeft niet alleen desastreuze gevolgen voor hart- en bloedvaten, maar ook voor het brein en dus voor ons welbevinden. Dat laatste krijgt nauwelijks aandacht. De hersenen bestaan voor ongeveer de helft uit omega-3 vetzuren. Het is een essentieel vet, het lichaam kan het niet uit andere vetten maken. Dank je de koekoek dat we minder vrolijk worden als het brein ervan verstoken blijft." Niet alleen minder vrolijk, ook een beetje dommer en uiteindelijk zelfs depressief of dement. Kinderen worden slimmere volwassenen als ze worden gezoogd met moedermelk, die van nature rijk is aan omega-3 vetzuren. Hetzelfde geldt voor kin deren met adhd en manisch-depressieven. Aanvulling met ome ga-3 vetzuren uit een potje geeft vrijwel altijd verbetering.'










Bron: Algemeen Dagblad, 13 April 2002




Slechte voeding verslechtert leervermogens


16 augustus 2006 in Voeding en gezondheid
Ongezonde voedingsgewoonten op jonge leeftijd zorgen voor problemen in de ontwikkeling van neuronen. Daardoor is er kans op een laag IQ bij mensen en afwijkend leervermogen bij vogels. Als de voedingsgewoonten na een slechte start toch verbeteren, is er vervolgens een groeispurt waarbij de lengteachterstand ingelopen wordt. Echter, de cognitieve ontwikkelingsachterstand blijft bestaan. Die vergaande conclusies komen uit een nieuw onderzoek dat keek naar de relatie tussen voeding op jonge leeftijd, lichamelijke groei en de leerontwikkeling op latere leeftijd. Omdat men bij onderzoek onder mensen meestal te maken heeft met verwarrende variabelen die ook een rol spelen, richtte het onderzoek zich op vinken. Er is gekeken hoe verschillende voedingspatronen hun leervermogen bepalen. Alleen de kwaliteit van het voedsel werd gemanipuleerd, de hoeveelheid niet. De onderzoekers maten vervolgens de snelheid waarmee de vogeltjes een simpele taak onder de knie konden krijgen. Op het voedingspatroon van slechte kwaliteit groeiden de vinkjes minder snel dan de controlegroep. Na 20 dagen werd omgeschakeld naar het gewone dieet en toen bleken de vogeltjes heel snel de groeiachterstand in te lopen. Na de leerfase in het onderzoek bleek een negatief resultaat voor dat de groep vogeltjes die de slechte voeding had gekregen en daarna het snelste was gegroeid. Zij deden het het slechtste op de leertaak. De onderzoekers concluderen dat de versnelde groei na de periode van ondervoeding verantwoordelijk is voor de leerproblemen op latere leeftijd. Slechte voeding kan negatieve effecten hebben op de lange termijn, stelt men nu. Dat geldt niet alleen voor vinken, maar ook voor mensen. Langs welke weg slechte voeding het leren belemmert is nog niet helemaal zeker. De onderzoekers vinden het wel belangrijk om dat precies te weten, zodat men baby’s met ondergewicht beter kan helpen om negatieve gevolgen op lange termijn voor te zijn.




(Bron: PLoS Biol. 2006 August; 4(8): e251
De conclusie die we hieruit kunnen trekken is dat voeding veel belangrijker is bij het behandelplan van ppd dan je waarschijnlijk dacht. Angst, agressie of depressie kunnen verergeren door verkeerde voeding.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten